BLOG


#coronavirus

Vragen over het coronavirus?

meer lezen

Hinderpremie coronavirus

"Hinderpremie" Coronavirus

meer lezen

Coronavirus en de maatregelen (vnl. Horeca)

Coronavirus en de maatregelen (omtrent Horeca)

meer lezen

Nieuw kostenforfait op winst (personenbelasting)

(bron: Liantis)

 

Bestaande forfaits

Er bestaan nu al een aantal forfaits waarmee sommige zelfstandigen hun beroepskosten kunnen bewijzen. Dat is onder meer het geval voor de bedrijfsleiders (3%) en de meewerkende echtgenoten (5%). Deze kostenaftrek wordt beperkt tot een maximaal bedrag van 2.490 euro (bedrijfsleider) en 4.150 euro (meewerkende echtgenote). Voor uitoefenaars van vrije beroepen die baten verkrijgen, bestaat er ook een beroepskostenforfait. Dat forfait wordt degressief berekend en bedraagt maximaal 4.150 euro.

 

 

Nieuw forfait voor winst

Met de Wet van 26 maart 2018 heeft de wetgever dus een nieuw beroepskostenforfait ingevoerd dat geldt belastingplichtigen die winst verkrijgen via de uitbating van een nijverheids-, handels- of landbouwonderneming. Deze regeling heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2018 en is van toepassing vanaf aanslagjaar 2019.

 

Het beroepskostenforfait voor deze categorie bedraagt 30% maar mag nooit hoger zijn dan 4.720 euro. Deze regeling is volledig identiek aan de regeling zoals die al geldt voor werknemers. Voor de toepassing van het forfait mag je de inkomsten van je klant eerst verminderen met de aankoopprijs van de verkochte handelsgoederen en grondstoffen. Daarna volgt er nog een aftrek voor de betaalde sociale bijdragen en de premie van een aanvullend pensioen.

 

 

 

Een voorbeeld

 

Jean had in 2018 een brutowinst van 45.000 euro. Hij kocht in totaal voor 20.000 euro handelsgoederen aan. Hij betaalde voor 6.500 euro aan sociale bijdragen en aanvullend pensioen.

 

Het kostenforfait wordt dan berekend op 45.000 – (20.000 + 6.500) = 18.500 euro. Het bedraagt: 18.500 x 30% = 5.550, maar wordt beperkt tot 4.720 euro. De belastbare winst van Jean bedraagt dan: 18.500 – 4.720 = 13.780 euro. In het geval dat Jean met zijn werkelijke beroepskosten onder het bedrag van het forfait blijft, doet hij er altijd goed aan om te kiezen voor het forfait.

 

 

Forfaits in bijberoep?

Als je klant naast zijn winst als zelfstandige ook nog een bezoldiging ontvangt als werknemer, dan mag je voor elke categorie van zijn inkomsten het forfait apart berekenen. In het beste geval kan hij zo twee keer een maximale forfaitaire aftrek van 4.720 euro realiseren.

Aanslag van 5,1% op bezoldigingstekort heeft nooit bestaan!

De wet tot hervorming van de vennootschapsbelasting voorzag vanaf aanslagjaar 2019 (verbonden aan een boekjaar dat ten vroegste aanvangt op 1.01.2018) dat vennootschappen een afzonderlijke heffing van 5,1% vennootschapsbelasting verschuldigd waren op het tekort aan toegekende bedrijfsleidersbezoldiging in vergelijking met het minimaal toe te kennen bedrag (art. 219quinquies WIB 1992).

Een vennootschap moet ten laste van haar resultaat van het boekjaar aan minstens één van haar bedrijfsleiders/natuurlijke personen een minimale bezoldiging toekennen van minstens 45.000 EUR (tenzij de belastbare winst < 45.000 EUR). Doet zij dat niet, dan verliest de vennootschap het verlaagd tarief van 20,4% vennootschapsbelasting op de eerste 100.000 EUR winst. Bovendien was de vennootschap een aanslag van 5,1% verschuldigd op het te weinig toekende bezoldigingsbedrag. Dat was een dubbele sanctie.

 

Retroactieve intrekking

De inwerkingtreding van de opheffing van de 5,1% aanslag stemt overeen met de initiële inwerkingtreding van het ingetrokken artikel en de aanpassingen van de andere betrokken artikelen, conform de inwerkingtreding van de wet tot hervorming van de vennootschapsbelasting.

De heffing van 5,1% is dus definitief verdwenen voor alle vennootschappen, alsof de aanslag nooit had bestaan! 

 

 

Let op. De minimale bedrijfsleidersbezoldiging van 45.000 EUR blijft wel bestaan als voorwaarde voor het verlaagd VenB-tarief  (art. 215 lid 3, 4° WIB 92).